NL.png aanvallen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • aanvallen

O.t.t. (Present)

  • viel aan
  • viel aan
  • viel aan
  • viel aan
  • vielen aan
  • vielen aan
  • vielen aan
 

O.v.t. (Past)

  • zal aanvallen
  • zult aanvallen
  • zal aanvallen
  • zult aanvallen
  • zult aanvallen
  • zullen aanvallen
  • zullen aanvallen

O.t.t.t. (Future)

  • had aangevallen
  • had aangevallen
  • had aangevallen
  • had aangevallen
  • hadden aangevallen
  • hadden aangevallen
  • hadden aangevallen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb aangevallen
  • hebt aangevallen
  • heeft aangevallen
  • hebt aangevallen
  • hebben aangevallen
  • hebben aangevallen
  • hebben aangevallen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal aangevallen hebben
  • zult aangevallen hebben
  • zal aangevallen hebben
  • zult aangevallen hebben
  • zult aangevallen hebben
  • zullen aangevallen hebben
  • zullen aangevallen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou aangevallen hebben
  • zou aangevallen hebben
  • zou aangevallen hebben
  • zou aangevallen hebben
  • zouden aangevallen hebben
  • zouden aangevallen hebben
  • zouden aangevallen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden aangevallen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden aangevallen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen aangevallen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden aangevallen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn aangevallen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was aangevallen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen aangevallen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden aangevallen zijn
  •