NL.png aantekenen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • aantekenen

O.t.t. (Present)

  • tekende aan
  • tekende aan
  • tekende aan
  • tekende aan
  • tekenden aan
  • tekenden aan
  • tekenden aan
 

O.v.t. (Past)

  • zal tekenen aan
  • zult tekenen aan
  • zal tekenen aan
  • zult tekenen aan
  • zult tekenen aan
  • zullen tekenen aan
  • zullen tekenen aan

O.t.t.t. (Future)

  • had aangetekend
  • had aangetekend
  • had aangetekend
  • had aangetekend
  • hadden aangetekend
  • hadden aangetekend
  • hadden aangetekend
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb aangetekend
  • hebt aangetekend
  • heeft aangetekend
  • hebt aangetekend
  • hebben aangetekend
  • hebben aangetekend
  • hebben aangetekend

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal aangetekend hebben
  • zult aangetekend hebben
  • zal aangetekend hebben
  • zult aangetekend hebben
  • zult aangetekend hebben
  • zullen aangetekend hebben
  • zullen aangetekend hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou aangetekend hebben
  • zou aangetekend hebben
  • zou aangetekend hebben
  • zou aangetekend hebben
  • zouden aangetekend hebben
  • zouden aangetekend hebben
  • zouden aangetekend hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden aangetekend
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden aangetekend
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen aangetekend worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden aangetekend worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn aangetekend
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was aangetekend
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen aangetekend zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden aangetekend zijn
  •