NL.png zuigen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • zuigen

O.t.t. (Present)

  • zoog
  • zoog
  • zoog
  • zoog
  • zogen
  • zogen
  • zogen
 

O.v.t. (Past)

  • zal zuigen
  • zult zuigen
  • zal zuigen
  • zult zuigen
  • zult zuigen
  • zullen zuigen
  • zullen zuigen

O.t.t.t. (Future)

  • had gezogen
  • had gezogen
  • had gezogen
  • had gezogen
  • hadden gezogen
  • hadden gezogen
  • hadden gezogen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gezogen
  • hebt gezogen
  • heeft gezogen
  • hebt gezogen
  • hebben gezogen
  • hebben gezogen
  • hebben gezogen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gezogen hebben
  • zult gezogen hebben
  • zal gezogen hebben
  • zult gezogen hebben
  • zult gezogen hebben
  • zullen gezogen hebben
  • zullen gezogen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gezogen hebben
  • zou gezogen hebben
  • zou gezogen hebben
  • zou gezogen hebben
  • zouden gezogen hebben
  • zouden gezogen hebben
  • zouden gezogen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gezogen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gezogen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gezogen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gezogen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gezogen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gezogen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gezogen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gezogen zijn
  •