NL.png spinnen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • spinnen

O.t.t. (Present)

  • spon
  • spon
  • spon
  • spon
  • sponnen
  • sponnen
  • sponnen
 

O.v.t. (Past)

  • zal spinnen
  • zult spinnen
  • zal spinnen
  • zult spinnen
  • zult spinnen
  • zullen spinnen
  • zullen spinnen

O.t.t.t. (Future)

  • had gesponnen
  • had gesponnen
  • had gesponnen
  • had gesponnen
  • hadden gesponnen
  • hadden gesponnen
  • hadden gesponnen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gesponnen
  • hebt gesponnen
  • heeft gesponnen
  • hebt gesponnen
  • hebben gesponnen
  • hebben gesponnen
  • hebben gesponnen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gesponnen hebben
  • zult gesponnen hebben
  • zal gesponnen hebben
  • zult gesponnen hebben
  • zult gesponnen hebben
  • zullen gesponnen hebben
  • zullen gesponnen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gesponnen hebben
  • zou gesponnen hebben
  • zou gesponnen hebben
  • zou gesponnen hebben
  • zouden gesponnen hebben
  • zouden gesponnen hebben
  • zouden gesponnen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gesponnen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gesponnen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gesponnen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gesponnen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gesponnen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gesponnen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gesponnen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gesponnen zijn
  •