INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- sleet
- sleet
- sleet
- sleet
- sleten
- sleten
- sleten
O.v.t. (Past)
- zal slijten
- zult slijten
- zal slijten
- zult slijten
- zult slijten
- zullen slijten
- zullen slijten
O.t.t.t. (Future)
- was gesleten
- was gesleten
- was gesleten
- was gesleten
- waren gesleten
- waren gesleten
- waren gesleten
O.v.t.t. (Condicional)
- ben gesleten
- bent gesleten
- is gesleten
- bent gesleten
- zijn gesleten
- zijn gesleten
- zijn gesleten
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gesleten zijn
- zult gesleten zijn
- zal gesleten zijn
- zult gesleten zijn
- zult gesleten zijn
- zullen gesleten zijn
- zullen gesleten zijn
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gesleten zijn
- zou gesleten zijn
- zou gesleten zijn
- zou gesleten zijn
- zouden gesleten zijn
- zouden gesleten zijn
- zouden gesleten zijn
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)