NL.png malen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • malen

O.t.t. (Present)

  • maalde
  • maalde
  • maalde
  • maalde
  • maalden
  • maalden
  • maalden
 

O.v.t. (Past)

  • zal malen
  • zult malen
  • zal malen
  • zult malen
  • zult malen
  • zullen malen
  • zullen malen

O.t.t.t. (Future)

  • had gemaald
  • had gemaald
  • had gemaald
  • had gemaald
  • hadden gemaald
  • hadden gemaald
  • hadden gemaald
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemaald
  • hebt gemaald
  • heeft gemaald
  • hebt gemaald
  • hebben gemaald
  • hebben gemaald
  • hebben gemaald

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemaald hebben
  • zult gemaald hebben
  • zal gemaald hebben
  • zult gemaald hebben
  • zult gemaald hebben
  • zullen gemaald hebben
  • zullen gemaald hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemaald hebben
  • zou gemaald hebben
  • zou gemaald hebben
  • zou gemaald hebben
  • zouden gemaald hebben
  • zouden gemaald hebben
  • zouden gemaald hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemalen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemalen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemalen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemalen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemalen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemalen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemalen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemalen zijn
  •