INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- blonk
- blonk
- blonk
- blonk
- blonken
- blonken
- blonken
O.v.t. (Past)
- zal blinken
- zult blinken
- zal blinken
- zult blinken
- zult blinken
- zullen blinken
- zullen blinken
O.t.t.t. (Future)
- had geblonken
- had geblonken
- had geblonken
- had geblonken
- hadden geblonken
- hadden geblonken
- hadden geblonken
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geblonken
- hebt geblonken
- heeft geblonken
- hebt geblonken
- hebben geblonken
- hebben geblonken
- hebben geblonken
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geblonken hebben
- zult geblonken hebben
- zal geblonken hebben
- zult geblonken hebben
- zult geblonken hebben
- zullen geblonken hebben
- zullen geblonken hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geblonken hebben
- zou geblonken hebben
- zou geblonken hebben
- zou geblonken hebben
- zouden geblonken hebben
- zouden geblonken hebben
- zouden geblonken hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)