INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- bleek
- bleek
- bleek
- bleek
- bleken
- bleken
- bleken
O.v.t. (Past)
- zal blijken
- zult blijken
- zal blijken
- zult blijken
- zult blijken
- zullen blijken
- zullen blijken
O.t.t.t. (Future)
- was gebleken
- was gebleken
- was gebleken
- was gebleken
- waren gebleken
- waren gebleken
- waren gebleken
O.v.t.t. (Condicional)
- ben gebleken
- bent gebleken
- is gebleken
- bent gebleken
- zijn gebleken
- zijn gebleken
- zijn gebleken
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gebleken zijn
- zult gebleken zijn
- zal gebleken zijn
- zult gebleken zijn
- zult gebleken zijn
- zullen gebleken zijn
- zullen gebleken zijn
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gebleken zijn
- zou gebleken zijn
- zou gebleken zijn
- zou gebleken zijn
- zouden gebleken zijn
- zouden gebleken zijn
- zouden gebleken zijn
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)