NL.png bezwijken

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • bezwijken

O.t.t. (Present)

  • bezweek
  • bezweek
  • bezweek
  • bezweek
  • bezweken
  • bezweken
  • bezweken
 

O.v.t. (Past)

  • zal bezwijken
  • zult bezwijken
  • zal bezwijken
  • zult bezwijken
  • zult bezwijken
  • zullen bezwijken
  • zullen bezwijken

O.t.t.t. (Future)

  • was bezweken
  • was bezweken
  • was bezweken
  • was bezweken
  • waren bezweken
  • waren bezweken
  • waren bezweken
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • ben bezweken
  • bent bezweken
  • is bezweken
  • bent bezweken
  • zijn bezweken
  • zijn bezweken
  • zijn bezweken

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal bezweken zijn
  • zult bezweken zijn
  • zal bezweken zijn
  • zult bezweken zijn
  • zult bezweken zijn
  • zullen bezweken zijn
  • zullen bezweken zijn
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou bezweken zijn
  • zou bezweken zijn
  • zou bezweken zijn
  • zou bezweken zijn
  • zouden bezweken zijn
  • zouden bezweken zijn
  • zouden bezweken zijn

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden bezweken
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden bezweken
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen bezweken worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden bezweken worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn bezweken
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was bezweken
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen bezweken zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden bezweken zijn
  •