NL.png wijken

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • wijken

O.t.t. (Present)

  • week
  • week
  • week
  • week
  • weken
  • weken
  • weken
 

O.v.t. (Past)

  • zal wijken
  • zult wijken
  • zal wijken
  • zult wijken
  • zult wijken
  • zullen wijken
  • zullen wijken

O.t.t.t. (Future)

  • was geweken
  • was geweken
  • was geweken
  • was geweken
  • waren geweken
  • waren geweken
  • waren geweken
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • ben geweken
  • bent geweken
  • is geweken
  • bent geweken
  • zijn geweken
  • zijn geweken
  • zijn geweken

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geweken zijn
  • zult geweken zijn
  • zal geweken zijn
  • zult geweken zijn
  • zult geweken zijn
  • zullen geweken zijn
  • zullen geweken zijn
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geweken zijn
  • zou geweken zijn
  • zou geweken zijn
  • zou geweken zijn
  • zouden geweken zijn
  • zouden geweken zijn
  • zouden geweken zijn

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •