NL.png wensen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • wensen

O.t.t. (Present)

  • wenste
  • wenste
  • wenste
  • wenste
  • wensten
  • wensten
  • wensten
 

O.v.t. (Past)

  • zal wensen
  • zult wensen
  • zal wensen
  • zult wensen
  • zult wensen
  • zullen wensen
  • zullen wensen

O.t.t.t. (Future)

  • had gewenst
  • had gewenst
  • had gewenst
  • had gewenst
  • hadden gewenst
  • hadden gewenst
  • hadden gewenst
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gewenst
  • hebt gewenst
  • heeft gewenst
  • hebt gewenst
  • hebben gewenst
  • hebben gewenst
  • hebben gewenst

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gewenst hebben
  • zult gewenst hebben
  • zal gewenst hebben
  • zult gewenst hebben
  • zult gewenst hebben
  • zullen gewenst hebben
  • zullen gewenst hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gewenst hebben
  • zou gewenst hebben
  • zou gewenst hebben
  • zou gewenst hebben
  • zouden gewenst hebben
  • zouden gewenst hebben
  • zouden gewenst hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gewenst
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gewenst
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gewenst worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gewenst worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gewenst
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gewenst
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gewenst zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gewenst zijn
  •