NL.png voeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • voeren

O.t.t. (Present)

  • voerde
  • voerde
  • voerde
  • voerde
  • voerden
  • voerden
  • voerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal voeren
  • zult voeren
  • zal voeren
  • zult voeren
  • zult voeren
  • zullen voeren
  • zullen voeren

O.t.t.t. (Future)

  • had gevoerd
  • had gevoerd
  • had gevoerd
  • had gevoerd
  • hadden gevoerd
  • hadden gevoerd
  • hadden gevoerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gevoerd
  • hebt gevoerd
  • heeft gevoerd
  • hebt gevoerd
  • hebben gevoerd
  • hebben gevoerd
  • hebben gevoerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gevoerd hebben
  • zult gevoerd hebben
  • zal gevoerd hebben
  • zult gevoerd hebben
  • zult gevoerd hebben
  • zullen gevoerd hebben
  • zullen gevoerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gevoerd hebben
  • zou gevoerd hebben
  • zou gevoerd hebben
  • zou gevoerd hebben
  • zouden gevoerd hebben
  • zouden gevoerd hebben
  • zouden gevoerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gevoerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gevoerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gevoerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gevoerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gevoerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gevoerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gevoerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gevoerd zijn
  •