NL.png tekenen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • tekenen

O.t.t. (Present)

  • tekende
  • tekende
  • tekende
  • tekende
  • tekenden
  • tekenden
  • tekenden
 

O.v.t. (Past)

  • zal tekenen
  • zult tekenen
  • zal tekenen
  • zult tekenen
  • zult tekenen
  • zullen tekenen
  • zullen tekenen

O.t.t.t. (Future)

  • had getekend
  • had getekend
  • had getekend
  • had getekend
  • hadden getekend
  • hadden getekend
  • hadden getekend
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb getekend
  • hebt getekend
  • heeft getekend
  • hebt getekend
  • hebben getekend
  • hebben getekend
  • hebben getekend

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal getekend hebben
  • zult getekend hebben
  • zal getekend hebben
  • zult getekend hebben
  • zult getekend hebben
  • zullen getekend hebben
  • zullen getekend hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou getekend hebben
  • zou getekend hebben
  • zou getekend hebben
  • zou getekend hebben
  • zouden getekend hebben
  • zouden getekend hebben
  • zouden getekend hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden getekend
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden getekend
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen getekend worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden getekend worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn getekend
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was getekend
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen getekend zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden getekend zijn
  •