NL.png stellen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • stellen

O.t.t. (Present)

  • stelde
  • stelde
  • stelde
  • stelde
  • stelden
  • stelden
  • stelden
 

O.v.t. (Past)

  • zal stellen
  • zult stellen
  • zal stellen
  • zult stellen
  • zult stellen
  • zullen stellen
  • zullen stellen

O.t.t.t. (Future)

  • had gesteld
  • had gesteld
  • had gesteld
  • had gesteld
  • hadden gesteld
  • hadden gesteld
  • hadden gesteld
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gesteld
  • hebt gesteld
  • heeft gesteld
  • hebt gesteld
  • hebben gesteld
  • hebben gesteld
  • hebben gesteld

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gesteld hebben
  • zult gesteld hebben
  • zal gesteld hebben
  • zult gesteld hebben
  • zult gesteld hebben
  • zullen gesteld hebben
  • zullen gesteld hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gesteld hebben
  • zou gesteld hebben
  • zou gesteld hebben
  • zou gesteld hebben
  • zouden gesteld hebben
  • zouden gesteld hebben
  • zouden gesteld hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gesteld
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gesteld
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gesteld worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gesteld worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gesteld
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gesteld
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gesteld zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gesteld zijn
  •