NL.png spannen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • spannen

O.t.t. (Present)

  • spande
  • spande
  • spande
  • spande
  • spanden
  • spanden
  • spanden
 

O.v.t. (Past)

  • zal spannen
  • zult spannen
  • zal spannen
  • zult spannen
  • zult spannen
  • zullen spannen
  • zullen spannen

O.t.t.t. (Future)

  • had gespannen
  • had gespannen
  • had gespannen
  • had gespannen
  • hadden gespannen
  • hadden gespannen
  • hadden gespannen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gespannen
  • hebt gespannen
  • heeft gespannen
  • hebt gespannen
  • hebben gespannen
  • hebben gespannen
  • hebben gespannen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gespannen hebben
  • zult gespannen hebben
  • zal gespannen hebben
  • zult gespannen hebben
  • zult gespannen hebben
  • zullen gespannen hebben
  • zullen gespannen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gespannen hebben
  • zou gespannen hebben
  • zou gespannen hebben
  • zou gespannen hebben
  • zouden gespannen hebben
  • zouden gespannen hebben
  • zouden gespannen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gespannen
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gespannen
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gespannen worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gespannen worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gespannen
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gespannen
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gespannen zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gespannen zijn
  •