NL.png slagen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • slagen

O.t.t. (Present)

  • slaagde
  • slaagde
  • slaagde
  • slaagde
  • slaagden
  • slaagden
  • slaagden
 

O.v.t. (Past)

  • zal slagen
  • zult slagen
  • zal slagen
  • zult slagen
  • zult slagen
  • zullen slagen
  • zullen slagen

O.t.t.t. (Future)

  • was geslaagd
  • was geslaagd
  • was geslaagd
  • was geslaagd
  • waren geslaagd
  • waren geslaagd
  • waren geslaagd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • ben geslaagd
  • bent geslaagd
  • is geslaagd
  • bent geslaagd
  • zijn geslaagd
  • zijn geslaagd
  • zijn geslaagd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geslaagd zijn
  • zult geslaagd zijn
  • zal geslaagd zijn
  • zult geslaagd zijn
  • zult geslaagd zijn
  • zullen geslaagd zijn
  • zullen geslaagd zijn
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geslaagd zijn
  • zou geslaagd zijn
  • zou geslaagd zijn
  • zou geslaagd zijn
  • zouden geslaagd zijn
  • zouden geslaagd zijn
  • zouden geslaagd zijn

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •