NL.png ruiken

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • ruiken

O.t.t. (Present)

  • rook
  • rook
  • rook
  • rook
  • roken
  • roken
  • roken
 

O.v.t. (Past)

  • zal ruiken
  • zult ruiken
  • zal ruiken
  • zult ruiken
  • zult ruiken
  • zullen ruiken
  • zullen ruiken

O.t.t.t. (Future)

  • had geroken
  • had geroken
  • had geroken
  • had geroken
  • hadden geroken
  • hadden geroken
  • hadden geroken
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geroken
  • hebt geroken
  • heeft geroken
  • hebt geroken
  • hebben geroken
  • hebben geroken
  • hebben geroken

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geroken hebben
  • zult geroken hebben
  • zal geroken hebben
  • zult geroken hebben
  • zult geroken hebben
  • zullen geroken hebben
  • zullen geroken hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geroken hebben
  • zou geroken hebben
  • zou geroken hebben
  • zou geroken hebben
  • zouden geroken hebben
  • zouden geroken hebben
  • zouden geroken hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geroken
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geroken
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geroken worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geroken worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geroken
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geroken
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geroken zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geroken zijn
  •