NL.png mijden

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • mijden

O.t.t. (Present)

  • meed
  • meed
  • meed
  • meed
  • meden
  • meden
  • meden
 

O.v.t. (Past)

  • zal mijden
  • zult mijden
  • zal mijden
  • zult mijden
  • zult mijden
  • zullen mijden
  • zullen mijden

O.t.t.t. (Future)

  • had gemeden
  • had gemeden
  • had gemeden
  • had gemeden
  • hadden gemeden
  • hadden gemeden
  • hadden gemeden
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemeden
  • hebt gemeden
  • heeft gemeden
  • hebt gemeden
  • hebben gemeden
  • hebben gemeden
  • hebben gemeden

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemeden hebben
  • zult gemeden hebben
  • zal gemeden hebben
  • zult gemeden hebben
  • zult gemeden hebben
  • zullen gemeden hebben
  • zullen gemeden hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemeden hebben
  • zou gemeden hebben
  • zou gemeden hebben
  • zou gemeden hebben
  • zouden gemeden hebben
  • zouden gemeden hebben
  • zouden gemeden hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemeden
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemeden
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemeden worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemeden worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemeden
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemeden
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemeden zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemeden zijn
  •