NL.png liegen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • liegen

O.t.t. (Present)

  • loog
  • loog
  • loog
  • loog
  • logen
  • logen
  • logen
 

O.v.t. (Past)

  • zal liegen
  • zult liegen
  • zal liegen
  • zult liegen
  • zult liegen
  • zullen liegen
  • zullen liegen

O.t.t.t. (Future)

  • had gelogen
  • had gelogen
  • had gelogen
  • had gelogen
  • hadden gelogen
  • hadden gelogen
  • hadden gelogen
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gelogen
  • hebt gelogen
  • heeft gelogen
  • hebt gelogen
  • hebben gelogen
  • hebben gelogen
  • hebben gelogen

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gelogen hebben
  • zult gelogen hebben
  • zal gelogen hebben
  • zult gelogen hebben
  • zult gelogen hebben
  • zullen gelogen hebben
  • zullen gelogen hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gelogen hebben
  • zou gelogen hebben
  • zou gelogen hebben
  • zou gelogen hebben
  • zouden gelogen hebben
  • zouden gelogen hebben
  • zouden gelogen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •