INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- leefde
- leefde
- leefde
- leefde
- leefden
- leefden
- leefden
O.v.t. (Past)
- zal leven
- zult leven
- zal leven
- zult leven
- zult leven
- zullen leven
- zullen leven
O.t.t.t. (Future)
- had geleefd
- had geleefd
- had geleefd
- had geleefd
- hadden geleefd
- hadden geleefd
- hadden geleefd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geleefd
- hebt geleefd
- heeft geleefd
- hebt geleefd
- hebben geleefd
- hebben geleefd
- hebben geleefd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geleefd hebben
- zult geleefd hebben
- zal geleefd hebben
- zult geleefd hebben
- zult geleefd hebben
- zullen geleefd hebben
- zullen geleefd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geleefd hebben
- zou geleefd hebben
- zou geleefd hebben
- zou geleefd hebben
- zouden geleefd hebben
- zouden geleefd hebben
- zouden geleefd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)