NL.png lenen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • lenen

O.t.t. (Present)

  • leende
  • leende
  • leende
  • leende
  • leenden
  • leenden
  • leenden
 

O.v.t. (Past)

  • zal lenen
  • zult lenen
  • zal lenen
  • zult lenen
  • zult lenen
  • zullen lenen
  • zullen lenen

O.t.t.t. (Future)

  • had geleend
  • had geleend
  • had geleend
  • had geleend
  • hadden geleend
  • hadden geleend
  • hadden geleend
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geleend
  • hebt geleend
  • heeft geleend
  • hebt geleend
  • hebben geleend
  • hebben geleend
  • hebben geleend

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geleend hebben
  • zult geleend hebben
  • zal geleend hebben
  • zult geleend hebben
  • zult geleend hebben
  • zullen geleend hebben
  • zullen geleend hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geleend hebben
  • zou geleend hebben
  • zou geleend hebben
  • zou geleend hebben
  • zouden geleend hebben
  • zouden geleend hebben
  • zouden geleend hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geleend
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geleend
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geleend worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geleend worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geleend
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geleend
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geleend zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geleend zijn
  •