INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• hangen

O.t.t. (Present)

• hing
• hing
• hing
• hing
• hingen
• hingen
• hingen

O.v.t. (Past)

• zal hangen
• zult hangen
• zal hangen
• zult hangen
• zult hangen
• zullen hangen
• zullen hangen

O.t.t.t. (Future)

• had gehangen
• had gehangen
• had gehangen
• had gehangen
• hadden gehangen
• hadden gehangen
• hadden gehangen

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gehangen
• hebt gehangen
• heeft gehangen
• hebt gehangen
• hebben gehangen
• hebben gehangen
• hebben gehangen

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gehangen hebben
• zult gehangen hebben
• zal gehangen hebben
• zult gehangen hebben
• zult gehangen hebben
• zullen gehangen hebben
• zullen gehangen hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gehangen hebben
• zou gehangen hebben
• zou gehangen hebben
• zou gehangen hebben
• zouden gehangen hebben
• zouden gehangen hebben
• zouden gehangen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden gehangen
•  

O.v.t. (Past)

• worden gehangen
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen gehangen worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden gehangen worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn gehangen
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was gehangen
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen gehangen zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden gehangen zijn
•