NL.png halen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • halen

O.t.t. (Present)

  • haalde
  • haalde
  • haalde
  • haalde
  • haalden
  • haalden
  • haalden
 

O.v.t. (Past)

  • zal halen
  • zult halen
  • zal halen
  • zult halen
  • zult halen
  • zullen halen
  • zullen halen

O.t.t.t. (Future)

  • had gehaald
  • had gehaald
  • had gehaald
  • had gehaald
  • hadden gehaald
  • hadden gehaald
  • hadden gehaald
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gehaald
  • hebt gehaald
  • heeft gehaald
  • hebt gehaald
  • hebben gehaald
  • hebben gehaald
  • hebben gehaald

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gehaald hebben
  • zult gehaald hebben
  • zal gehaald hebben
  • zult gehaald hebben
  • zult gehaald hebben
  • zullen gehaald hebben
  • zullen gehaald hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gehaald hebben
  • zou gehaald hebben
  • zou gehaald hebben
  • zou gehaald hebben
  • zouden gehaald hebben
  • zouden gehaald hebben
  • zouden gehaald hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gehaald
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gehaald
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gehaald worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gehaald worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gehaald
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gehaald
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gehaald zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gehaald zijn
  •