NL.png groeien

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • groeien

O.t.t. (Present)

  • groeide
  • groeide
  • groeide
  • groeide
  • groeiden
  • groeiden
  • groeiden
 

O.v.t. (Past)

  • zal groeien
  • zult groeien
  • zal groeien
  • zult groeien
  • zult groeien
  • zullen groeien
  • zullen groeien

O.t.t.t. (Future)

  • was gegroeid
  • was gegroeid
  • was gegroeid
  • was gegroeid
  • waren gegroeid
  • waren gegroeid
  • waren gegroeid
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • ben gegroeid
  • bent gegroeid
  • is gegroeid
  • bent gegroeid
  • zijn gegroeid
  • zijn gegroeid
  • zijn gegroeid

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gegroeid zijn
  • zult gegroeid zijn
  • zal gegroeid zijn
  • zult gegroeid zijn
  • zult gegroeid zijn
  • zullen gegroeid zijn
  • zullen gegroeid zijn
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gegroeid zijn
  • zou gegroeid zijn
  • zou gegroeid zijn
  • zou gegroeid zijn
  • zouden gegroeid zijn
  • zouden gegroeid zijn
  • zouden gegroeid zijn

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •