NL.png gieten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • gieten

O.t.t. (Present)

  • goot
  • goot
  • goot
  • goot
  • goten
  • goten
  • goten
 

O.v.t. (Past)

  • zal gieten
  • zult gieten
  • zal gieten
  • zult gieten
  • zult gieten
  • zullen gieten
  • zullen gieten

O.t.t.t. (Future)

  • had gegoten
  • had gegoten
  • had gegoten
  • had gegoten
  • hadden gegoten
  • hadden gegoten
  • hadden gegoten
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gegoten
  • hebt gegoten
  • heeft gegoten
  • hebt gegoten
  • hebben gegoten
  • hebben gegoten
  • hebben gegoten

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gegoten hebben
  • zult gegoten hebben
  • zal gegoten hebben
  • zult gegoten hebben
  • zult gegoten hebben
  • zullen gegoten hebben
  • zullen gegoten hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gegoten hebben
  • zou gegoten hebben
  • zou gegoten hebben
  • zou gegoten hebben
  • zouden gegoten hebben
  • zouden gegoten hebben
  • zouden gegoten hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gegoten
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gegoten
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gegoten worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gegoten worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gegoten
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gegoten
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gegoten zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gegoten zijn
  •