NL.png brengen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • brengen

O.t.t. (Present)

  • bracht
  • bracht
  • bracht
  • bracht
  • brachten
  • brachten
  • brachten
 

O.v.t. (Past)

  • zal brenfen
  • zult brenfen
  • zal brenfen
  • zult brenfen
  • zult brenfen
  • zullen brenfen
  • zullen brenfen

O.t.t.t. (Future)

  • had gebracht
  • had gebracht
  • had gebracht
  • had gebracht
  • hadden gebracht
  • hadden gebracht
  • hadden gebracht
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gebracht
  • hebt gebracht
  • heeft gebracht
  • hebt gebracht
  • hebben gebracht
  • hebben gebracht
  • hebben gebracht

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gebracht hebben
  • zult gebracht hebben
  • zal gebracht hebben
  • zult gebracht hebben
  • zult gebracht hebben
  • zullen gebracht hebben
  • zullen gebracht hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gebracht hebben
  • zou gebracht hebben
  • zou gebracht hebben
  • zou gebracht hebben
  • zouden gebracht hebben
  • zouden gebracht hebben
  • zouden gebracht hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gebracht
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gebracht
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gebracht worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gebracht worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gebracht
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gebracht
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gebracht zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gebracht zijn
  •