INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- bedoelde
- bedoelde
- bedoelde
- bedoelde
- bedoelden
- bedoelden
- bedoelden
O.v.t. (Past)
- zal bedoelen
- zult bedoelen
- zal bedoelen
- zult bedoelen
- zult bedoelen
- zullen bedoelen
- zullen bedoelen
O.t.t.t. (Future)
- had bedoeld
- had bedoeld
- had bedoeld
- had bedoeld
- hadden bedoeld
- hadden bedoeld
- hadden bedoeld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb bedoeld
- hebt bedoeld
- heeft bedoeld
- hebt bedoeld
- hebben bedoeld
- hebben bedoeld
- hebben bedoeld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal bedoeld hebben
- zult bedoeld hebben
- zal bedoeld hebben
- zult bedoeld hebben
- zult bedoeld hebben
- zullen bedoeld hebben
- zullen bedoeld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou bedoeld hebben
- zou bedoeld hebben
- zou bedoeld hebben
- zou bedoeld hebben
- zouden bedoeld hebben
- zouden bedoeld hebben
- zouden bedoeld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)