NL.png nummeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • nummeren

O.t.t. (Present)

  • nummerde
  • nummerde
  • nummerde
  • nummerde
  • nummerden
  • nummerden
  • nummerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal nummeren
  • zult nummeren
  • zal nummeren
  • zult nummeren
  • zult nummeren
  • zullen nummeren
  • zullen nummeren

O.t.t.t. (Future)

  • had genummerd
  • had genummerd
  • had genummerd
  • had genummerd
  • hadden genummerd
  • hadden genummerd
  • hadden genummerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb genummerd
  • hebt genummerd
  • heeft genummerd
  • hebt genummerd
  • hebben genummerd
  • hebben genummerd
  • hebben genummerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal genummerd hebben
  • zult genummerd hebben
  • zal genummerd hebben
  • zult genummerd hebben
  • zult genummerd hebben
  • zullen genummerd hebben
  • zullen genummerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou genummerd hebben
  • zou genummerd hebben
  • zou genummerd hebben
  • zou genummerd hebben
  • zouden genummerd hebben
  • zouden genummerd hebben
  • zouden genummerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden genummerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden genummerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen genummerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden genummerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn genummerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was genummerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen genummerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden genummerd zijn
  •