NL.png vertoeven

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • vertoeven

O.t.t. (Present)

  • vertoefde
  • vertoefde
  • vertoefde
  • vertoefde
  • vertoefden
  • vertoefden
  • vertoefden
 

O.v.t. (Past)

  • zal vertoeven
  • zult vertoeven
  • zal vertoeven
  • zult vertoeven
  • zult vertoeven
  • zullen vertoeven
  • zullen vertoeven

O.t.t.t. (Future)

  • had vertoefd
  • had vertoefd
  • had vertoefd
  • had vertoefd
  • hadden gevertoeven
  • hadden gevertoeven
  • hadden vertoefd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb vertoefd
  • hebt vertoefd
  • heeft vertoefd
  • hebt vertoefd
  • hebben gevertoeven
  • hebben gevertoeven
  • hebben vertoefd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal vertoefd hebben
  • zult vertoefd hebben
  • zal vertoefd hebben
  • zult vertoefd hebben
  • zult vertoefd hebben
  • zullen vertoefd hebben
  • zullen vertoefd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou vertoefd hebben
  • zou vertoefd hebben
  • zou vertoefd hebben
  • zou vertoefd hebben
  • zouden vertoefd hebben
  • zouden vertoefd hebben
  • zouden vertoefd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •