INDIKATIV
Präsens
- behaare
- behaarst
- behaart
- behaaren
- behaart
- behaaren
Imperfekt
- behaarte
- behaartest
- behaarte
- behaarten
- behaartet
- behaarten
Perfekt
- habe behaart
- hast behaart
- hat behaart
- haben behaart
- habt behaart
- haben behaart
Plusquamperfekt
- hatte behaart
- hattest behaart
- hatte behaart
- hatten behaart
- hattet behaart
- hatten behaart
Futur I
- werde behaaren
- wirst behaaren
- wird behaaren
- werden behaaren
- werdet behaaren
- werden behaaren
Futur II
- werde behaart haben
- wirst behaart haben
- wird behaart haben
- werden behaart haben
- werdet behaart haben
- werden behaart haben
KONJUNKTIV
Präsens
- behaare
- behaarest
- behaare
- behaaren
- behaaret
- behaaren
Imperfekt
- behaarte
- behaartest
- behaarte
- behaarten
- behaartet
- behaarten
Perfekt
- habe behaart
- habest behaart
- habe behaart
- haben behaart
- habet behaart
- haben behaart
Plusquamperfekt
- hätte behaart
- hättest behaart
- hätte behaart
- hätten behaart
- hättet behaart
- hätten behaart
Futur I
- werde behaaren
- werdest behaaren
- werde behaaren
- werden behaaren
- werdet behaaren
- werden behaaren
Futur II
- werde behaart haben
- werdest behaart haben
- werde behaart haben
- werden behaart haben
- werdet behaart haben
- werden behaart haben
KONDITIONAL
Präsens
- würde behaaren
- würdest behaaren
- würde behaaren
- würden behaaren
- würdet behaaren
- würden behaaren
Imperfekt I
- würde behaart haben
- würdest behaart haben
- würde behaart haben
- würden behaart haben
- würdet behaart haben
- würden behaart haben
Imperfekt II
- hätte behaart
- hättest behaart
- hätte behaart
- hätten behaart
- hättet behaart
- hätten behaart
IMPERATIV
Präsens
- behaare
- behaaren wir
- behaart
- behaaren Sie