NL.png vermoeien

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • vermoeien

O.t.t. (Present)

  • vermoeide
  • vermoeide
  • vermoeide
  • vermoeide
  • vermoeiden
  • vermoeiden
  • vermoeiden
 

O.v.t. (Past)

  • zal vermoeien
  • zult vermoeien
  • zal vermoeien
  • zult vermoeien
  • zult vermoeien
  • zullen vermoeien
  • zullen vermoeien

O.t.t.t. (Future)

  • had vermoeid
  • had vermoeid
  • had vermoeid
  • had vermoeid
  • hadden vermoeid
  • hadden vermoeid
  • hadden vermoeid
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb vermoeid
  • hebt vermoeid
  • heeft vermoeid
  • hebt vermoeid
  • hebben vermoeid
  • hebben vermoeid
  • hebben vermoeid

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal vermoeid hebben
  • zult vermoeid hebben
  • zal vermoeid hebben
  • zult vermoeid hebben
  • zult vermoeid hebben
  • zullen vermoeid hebben
  • zullen vermoeid hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou vermoeid hebben
  • zou vermoeid hebben
  • zou vermoeid hebben
  • zou vermoeid hebben
  • zouden vermoeid hebben
  • zouden vermoeid hebben
  • zouden vermoeid hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden vermoeid
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden vermoeid
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen vermoeid worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden vermoeid worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn vermoeid
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was vermoeid
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen vermoeid zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden vermoeid zijn
  •