NL.png verlammen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • verlammen

O.t.t. (Present)

  • verlamde
  • verlamde
  • verlamde
  • verlamde
  • verlamden
  • verlamden
  • verlamden
 

O.v.t. (Past)

  • zal verlammen
  • zult verlammen
  • zal verlammen
  • zult verlammen
  • zult verlammen
  • zullen verlammen
  • zullen verlammen

O.t.t.t. (Future)

  • had verlamd
  • had verlamd
  • had verlamd
  • had verlamd
  • hadden verlamd
  • hadden verlamd
  • hadden verlamd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb verlamd
  • hebt verlamd
  • heeft verlamd
  • hebt verlamd
  • hebben verlamd
  • hebben verlamd
  • hebben verlamd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal verlamd hebben
  • zult verlamd hebben
  • zal verlamd hebben
  • zult verlamd hebben
  • zult verlamd hebben
  • zullen verlamd hebben
  • zullen verlamd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou verlamd hebben
  • zou verlamd hebben
  • zou verlamd hebben
  • zou verlamd hebben
  • zouden verlamd hebben
  • zouden verlamd hebben
  • zouden verlamd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden verlamd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden verlamd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen verlamd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden verlamd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn verlamd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was verlamd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen verlamd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden verlamd zijn
  •