INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- verhoorde
- verhoorde
- verhoorde
- verhoorde
- verhoorden
- verhoorden
- verhoorden
O.v.t. (Past)
- zal verhoren
- zult verhoren
- zal verhoren
- zult verhoren
- zult verhoren
- zullen verhoren
- zullen verhoren
O.t.t.t. (Future)
- had verhoord
- had verhoord
- had verhoord
- had verhoord
- hadden verhoord
- hadden verhoord
- hadden verhoord
O.v.t.t. (Condicional)
- heb verhoord
- hebt verhoord
- heeft verhoord
- hebt verhoord
- hebben verhoord
- hebben verhoord
- hebben verhoord
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal verhoord hebben
- zult verhoord hebben
- zal verhoord hebben
- zult verhoord hebben
- zult verhoord hebben
- zullen verhoord hebben
- zullen verhoord hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou verhoord hebben
- zou verhoord hebben
- zou verhoord hebben
- zou verhoord hebben
- zouden verhoord hebben
- zouden verhoord hebben
- zouden verhoord hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)