INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• verfrissen

O.t.t. (Present)

• verfriste
• verfriste
• verfriste
• verfriste
• verfristen
• verfristen
• verfristen

O.v.t. (Past)

• zal verfrissen
• zult verfrissen
• zal verfrissen
• zult verfrissen
• zult verfrissen
• zullen verfrissen
• zullen verfrissen

O.t.t.t. (Future)

• had verfrist
• had verfrist
• had verfrist
• had verfrist
• hadden verfrist
• hadden verfrist
• hadden verfrist

O.v.t.t. (Condicional)

• heb verfrist
• hebt verfrist
• heeft verfrist
• hebt verfrist
• hebben verfrist
• hebben verfrist
• hebben verfrist

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal verfrist hebben
• zult verfrist hebben
• zal verfrist hebben
• zult verfrist hebben
• zult verfrist hebben
• zullen verfrist hebben
• zullen verfrist hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou verfrist hebben
• zou verfrist hebben
• zou verfrist hebben
• zou verfrist hebben
• zouden verfrist hebben
• zouden verfrist hebben
• zouden verfrist hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden verfrist
•  

O.v.t. (Past)

• worden verfrist
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen verfrist worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden verfrist worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn verfrist
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was verfrist
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen verfrist zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden verfrist zijn
•