NL.png vereren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • vereren

O.t.t. (Present)

  • vereerde
  • vereerde
  • vereerde
  • vereerde
  • vereerden
  • vereerden
  • vereerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal vereren
  • zult vereren
  • zal vereren
  • zult vereren
  • zult vereren
  • zullen vereren
  • zullen vereren

O.t.t.t. (Future)

  • had vereerd
  • had vereerd
  • had vereerd
  • had vereerd
  • hadden vereerd
  • hadden vereerd
  • hadden vereerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb vereerd
  • hebt vereerd
  • heeft vereerd
  • hebt vereerd
  • hebben vereerd
  • hebben vereerd
  • hebben vereerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal vereerd hebben
  • zult vereerd hebben
  • zal vereerd hebben
  • zult vereerd hebben
  • zult vereerd hebben
  • zullen vereerd hebben
  • zullen vereerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou vereerd hebben
  • zou vereerd hebben
  • zou vereerd hebben
  • zou vereerd hebben
  • zouden vereerd hebben
  • zouden vereerd hebben
  • zouden vereerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden vereerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden vereerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen vereerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden vereerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn vereerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was vereerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen vereerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden vereerd zijn
  •