NL.png verdonkeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • verdonkeren

O.t.t. (Present)

  • verdonkerde
  • verdonkerde
  • verdonkerde
  • verdonkerde
  • verdonkerden
  • verdonkerden
  • verdonkerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal verdonkeren
  • zult verdonkeren
  • zal verdonkeren
  • zult verdonkeren
  • zult verdonkeren
  • zullen verdonkeren
  • zullen verdonkeren

O.t.t.t. (Future)

  • had verdonkerd
  • had verdonkerd
  • had verdonkerd
  • had verdonkerd
  • hadden verdonkerd
  • hadden verdonkerd
  • hadden verdonkerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb verdonkerd
  • hebt verdonkerd
  • heeft verdonkerd
  • hebt verdonkerd
  • hebben verdonkerd
  • hebben verdonkerd
  • hebben verdonkerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal verdonkerd hebben
  • zult verdonkerd hebben
  • zal verdonkerd hebben
  • zult verdonkerd hebben
  • zult verdonkerd hebben
  • zullen verdonkerd hebben
  • zullen verdonkerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou verdonkerd hebben
  • zou verdonkerd hebben
  • zou verdonkerd hebben
  • zou verdonkerd hebben
  • zouden verdonkerd hebben
  • zouden verdonkerd hebben
  • zouden verdonkerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden verdonkerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden verdonkerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen verdonkerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden verdonkerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn verdonkerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was verdonkerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen verdonkerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden verdonkerd zijn
  •