NL.png verdagen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • verdagen

O.t.t. (Present)

  • verdaagde
  • verdaagde
  • verdaagde
  • verdaagde
  • verdaagden
  • verdaagden
  • verdaagden
 

O.v.t. (Past)

  • zal verdagen
  • zult verdagen
  • zal verdagen
  • zult verdagen
  • zult verdagen
  • zullen verdagen
  • zullen verdagen

O.t.t.t. (Future)

  • had verdaagd
  • had verdaagd
  • had verdaagd
  • had verdaagd
  • hadden verdaagd
  • hadden verdaagd
  • hadden verdaagd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb verdaagd
  • hebt verdaagd
  • heeft verdaagd
  • hebt verdaagd
  • hebben verdaagd
  • hebben verdaagd
  • hebben verdaagd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal verdaagd hebben
  • zult verdaagd hebben
  • zal verdaagd hebben
  • zult verdaagd hebben
  • zult verdaagd hebben
  • zullen verdaagd hebben
  • zullen verdaagd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou verdaagd hebben
  • zou verdaagd hebben
  • zou verdaagd hebben
  • zou verdaagd hebben
  • zouden verdaagd hebben
  • zouden verdaagd hebben
  • zouden verdaagd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden verdaagd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden verdaagd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen verdaagd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden verdaagd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn verdaagd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was verdaagd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen verdaagd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden verdaagd zijn
  •