NL.png verbijsteren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • verbijsteren

O.t.t. (Present)

  • verbijsterde
  • verbijsterde
  • verbijsterde
  • verbijsterde
  • verbijsterden
  • verbijsterden
  • verbijsterden
 

O.v.t. (Past)

  • zal verbijsteren
  • zult verbijsteren
  • zal verbijsteren
  • zult verbijsteren
  • zult verbijsteren
  • zullen verbijsteren
  • zullen verbijsteren

O.t.t.t. (Future)

  • had verbijsterd
  • had verbijsterd
  • had verbijsterd
  • had verbijsterd
  • hadden verbijsterd
  • hadden verbijsterd
  • hadden verbijsterd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb verbijsterd
  • hebt verbijsterd
  • heeft verbijsterd
  • hebt verbijsterd
  • hebben verbijsterd
  • hebben verbijsterd
  • hebben verbijsterd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal verbijsterd hebben
  • zult verbijsterd hebben
  • zal verbijsterd hebben
  • zult verbijsterd hebben
  • zult verbijsterd hebben
  • zullen verbijsterd hebben
  • zullen verbijsterd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou verbijsterd hebben
  • zou verbijsterd hebben
  • zou verbijsterd hebben
  • zou verbijsterd hebben
  • zouden verbijsterd hebben
  • zouden verbijsterd hebben
  • zouden verbijsterd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden verbijsterd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden verbijsterd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen verbijsterd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden verbijsterd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn verbijsterd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was verbijsterd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen verbijsterd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden verbijsterd zijn
  •