NL.png verankeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • verankeren

O.t.t. (Present)

  • verankerde
  • verankerde
  • verankerde
  • verankerde
  • verankerden
  • verankerden
  • verankerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal verankeren
  • zult verankeren
  • zal verankeren
  • zult verankeren
  • zult verankeren
  • zullen verankeren
  • zullen verankeren

O.t.t.t. (Future)

  • had verankerd
  • had verankerd
  • had verankerd
  • had verankerd
  • hadden verankerd
  • hadden verankerd
  • hadden verankerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb verankerd
  • hebt verankerd
  • heeft verankerd
  • hebt verankerd
  • hebben verankerd
  • hebben verankerd
  • hebben verankerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal verankerd hebben
  • zult verankerd hebben
  • zal verankerd hebben
  • zult verankerd hebben
  • zult verankerd hebben
  • zullen verankerd hebben
  • zullen verankerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou verankerd hebben
  • zou verankerd hebben
  • zou verankerd hebben
  • zou verankerd hebben
  • zouden verankerd hebben
  • zouden verankerd hebben
  • zouden verankerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden verankerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden verankerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen verankerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden verankerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn verankerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was verankerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen verankerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden verankerd zijn
  •