INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- transplanteerde
- transplanteerde
- transplanteerde
- transplanteerde
- transplanteerden
- transplanteerden
- transplanteerden
O.v.t. (Past)
- zal transplanteren
- zult transplanteren
- zal transplanteren
- zult transplanteren
- zult transplanteren
- zullen transplanteren
- zullen transplanteren
O.t.t.t. (Future)
- had getransplanteerd
- had getransplanteerd
- had getransplanteerd
- had getransplanteerd
- hadden getransplanteerd
- hadden getransplanteerd
- hadden getransplanteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb getransplanteerd
- hebt getransplanteerd
- heeft getransplanteerd
- hebt getransplanteerd
- hebben getransplanteerd
- hebben getransplanteerd
- hebben getransplanteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal getransplanteerd hebben
- zult getransplanteerd hebben
- zal getransplanteerd hebben
- zult getransplanteerd hebben
- zult getransplanteerd hebben
- zullen getransplanteerd hebben
- zullen getransplanteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou getransplanteerd hebben
- zou getransplanteerd hebben
- zou getransplanteerd hebben
- zou getransplanteerd hebben
- zouden getransplanteerd hebben
- zouden getransplanteerd hebben
- zouden getransplanteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen getransplanteerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden getransplanteerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen getransplanteerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden getransplanteerd zijn
-