NL.png testen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • testen

O.t.t. (Present)

  • testte
  • testte
  • testte
  • testte
  • testten
  • testten
  • testten
 

O.v.t. (Past)

  • zal testen
  • zult testen
  • zal testen
  • zult testen
  • zult testen
  • zullen testen
  • zullen testen

O.t.t.t. (Future)

  • had getest
  • had getest
  • had getest
  • had getest
  • hadden getest
  • hadden getest
  • hadden getest
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb getest
  • hebt getest
  • heeft getest
  • hebt getest
  • hebben getest
  • hebben getest
  • hebben getest

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal getest hebben
  • zult getest hebben
  • zal getest hebben
  • zult getest hebben
  • zult getest hebben
  • zullen getest hebben
  • zullen getest hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou getest hebben
  • zou getest hebben
  • zou getest hebben
  • zou getest hebben
  • zouden getest hebben
  • zouden getest hebben
  • zouden getest hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden getest
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden getest
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen getest worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden getest worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn getest
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was getest
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen getest zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden getest zijn
  •