INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- tackelde
- tackelde
- tackelde
- tackelde
- tackelden
- tackelden
- tackelden
O.v.t. (Past)
- zal tackelen
- zult tackelen
- zal tackelen
- zult tackelen
- zult tackelen
- zullen tackelen
- zullen tackelen
O.t.t.t. (Future)
- had getackeld
- had getackeld
- had getackeld
- had getackeld
- hadden getackeld
- hadden getackeld
- hadden getackeld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb getackeld
- hebt getackeld
- heeft getackeld
- hebt getackeld
- hebben getackeld
- hebben getackeld
- hebben getackeld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal getackeld hebben
- zult getackeld hebben
- zal getackeld hebben
- zult getackeld hebben
- zult getackeld hebben
- zullen getackeld hebben
- zullen getackeld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou getackeld hebben
- zou getackeld hebben
- zou getackeld hebben
- zou getackeld hebben
- zouden getackeld hebben
- zouden getackeld hebben
- zouden getackeld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)