INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• suggereren

O.t.t. (Present)

• suggereerde
• suggereerde
• suggereerde
• suggereerde
• suggereerden
• suggereerden
• suggereerden

O.v.t. (Past)

• zal suggereren
• zult suggereren
• zal suggereren
• zult suggereren
• zult suggereren
• zullen suggereren
• zullen suggereren

O.t.t.t. (Future)

• had gesuggereerd
• had gesuggereerd
• had gesuggereerd
• had gesuggereerd
• hadden gesuggereerd
• hadden gesuggereerd
• hadden gesuggereerd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gesuggereerd
• hebt gesuggereerd
• heeft gesuggereerd
• hebt gesuggereerd
• hebben gesuggereerd
• hebben gesuggereerd
• hebben gesuggereerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gesuggereerd hebben
• zult gesuggereerd hebben
• zal gesuggereerd hebben
• zult gesuggereerd hebben
• zult gesuggereerd hebben
• zullen gesuggereerd hebben
• zullen gesuggereerd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gesuggereerd hebben
• zou gesuggereerd hebben
• zou gesuggereerd hebben
• zou gesuggereerd hebben
• zouden gesuggereerd hebben
• zouden gesuggereerd hebben
• zouden gesuggereerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden gesuggereerd
•  

O.v.t. (Past)

• worden gesuggereerd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen gesuggereerd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden gesuggereerd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn gesuggereerd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was gesuggereerd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen gesuggereerd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden gesuggereerd zijn
•