INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• specificeren

O.t.t. (Present)

• specificeerde
• specificeerde
• specificeerde
• specificeerde
• specificeerden
• specificeerden
• specificeerden

O.v.t. (Past)

• zal specificeren
• zult specificeren
• zal specificeren
• zult specificeren
• zult specificeren
• zullen specificeren
• zullen specificeren

O.t.t.t. (Future)

• had gespecificeerd
• had gespecificeerd
• had gespecificeerd
• had gespecificeerd
• hadden gespecificeerd
• hadden gespecificeerd
• hadden gespecificeerd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gespecificeerd
• hebt gespecificeerd
• heeft gespecificeerd
• hebt gespecificeerd
• hebben gespecificeerd
• hebben gespecificeerd
• hebben gespecificeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gespecificeerd hebben
• zult gespecificeerd hebben
• zal gespecificeerd hebben
• zult gespecificeerd hebben
• zult gespecificeerd hebben
• zullen gespecificeerd hebben
• zullen gespecificeerd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gespecificeerd hebben
• zou gespecificeerd hebben
• zou gespecificeerd hebben
• zou gespecificeerd hebben
• zouden gespecificeerd hebben
• zouden gespecificeerd hebben
• zouden gespecificeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden gespecificeerd
•  

O.v.t. (Past)

• worden gespecificeerd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen gespecificeerd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden gespecificeerd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn gespecificeerd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was gespecificeerd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen gespecificeerd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden gespecificeerd zijn
•