NL.png snuiven

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • snuiven

O.t.t. (Present)

  • snoof
  • snoof
  • snoof
  • snoof
  • snoven
  • snoven
  • snoven
 

O.v.t. (Past)

  • zal snuiven
  • zult snuiven
  • zal snuiven
  • zult snuiven
  • zult snuiven
  • zullen snuiven
  • zullen snuiven

O.t.t.t. (Future)

  • had gesnoven
  • had gesnoven
  • had gesnoven
  • had gesnoven
  • hadden gesnoven
  • hadden gesnoven
  • hadden gesnoven
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gesnoven
  • hebt gesnoven
  • heeft gesnoven
  • hebt gesnoven
  • hebben gesnoven
  • hebben gesnoven
  • hebben gesnoven

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gesnoven hebben
  • zult gesnoven hebben
  • zal gesnoven hebben
  • zult gesnoven hebben
  • zult gesnoven hebben
  • zullen gesnoven hebben
  • zullen gesnoven hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gesnoven hebben
  • zou gesnoven hebben
  • zou gesnoven hebben
  • zou gesnoven hebben
  • zouden gesnoven hebben
  • zouden gesnoven hebben
  • zouden gesnoven hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gesnoven
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gesnoven
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gesnoven worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gesnoven worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gesnoven
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gesnoven
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gesnoven zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gesnoven zijn
  •