INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• schallen

O.t.t. (Present)

• schalde
• schalde
• schalde
• schalde
• schalden
• schalden
• schalden

O.v.t. (Past)

• zal schallen
• zult schallen
• zal schallen
• zult schallen
• zult schallen
• zullen schallen
• zullen schallen

O.t.t.t. (Future)

• had geschald
• had geschald
• had geschald
• had geschald
• hadden geschald
• hadden geschald
• hadden geschald

O.v.t.t. (Condicional)

• heb geschald
• hebt geschald
• heeft geschald
• hebt geschald
• hebben geschald
• hebben geschald
• hebben geschald

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal geschald hebben
• zult geschald hebben
• zal geschald hebben
• zult geschald hebben
• zult geschald hebben
• zullen geschald hebben
• zullen geschald hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou geschald hebben
• zou geschald hebben
• zou geschald hebben
• zou geschald hebben
• zouden geschald hebben
• zouden geschald hebben
• zouden geschald hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden geschald
•  

O.v.t. (Past)

• worden geschald
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen geschald worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden geschald worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn geschald
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was geschald
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen geschald zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden geschald zijn
•