INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- ruziede
- ruziede
- ruziede
- ruziede
- ruzieden
- ruzieden
- ruzieden
O.v.t. (Past)
- zal ruziën
- zult ruziën
- zal ruziën
- zult ruziën
- zult ruziën
- zullen ruziën
- zullen ruziën
O.t.t.t. (Future)
- had geruzied
- had geruzied
- had geruzied
- had geruzied
- hadden geruzied
- hadden geruzied
- hadden geruzied
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geruzied
- hebt geruzied
- heeft geruzied
- hebt geruzied
- hebben geruzied
- hebben geruzied
- hebben geruzied
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geruzied hebben
- zult geruzied hebben
- zal geruzied hebben
- zult geruzied hebben
- zult geruzied hebben
- zullen geruzied hebben
- zullen geruzied hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geruzied hebben
- zou geruzied hebben
- zou geruzied hebben
- zou geruzied hebben
- zouden geruzied hebben
- zouden geruzied hebben
- zouden geruzied hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)