NL.png runnen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • runnen

O.t.t. (Present)

  • runde
  • runde
  • runde
  • runde
  • runden
  • runden
  • runden
 

O.v.t. (Past)

  • zal runnen
  • zult runnen
  • zal runnen
  • zult runnen
  • zult runnen
  • zullen runnen
  • zullen runnen

O.t.t.t. (Future)

  • had gerund
  • had gerund
  • had gerund
  • had gerund
  • hadden gerund
  • hadden gerund
  • hadden gerund
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gerund
  • hebt gerund
  • heeft gerund
  • hebt gerund
  • hebben gerund
  • hebben gerund
  • hebben gerund

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gerund hebben
  • zult gerund hebben
  • zal gerund hebben
  • zult gerund hebben
  • zult gerund hebben
  • zullen gerund hebben
  • zullen gerund hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gerund hebben
  • zou gerund hebben
  • zou gerund hebben
  • zou gerund hebben
  • zouden gerund hebben
  • zouden gerund hebben
  • zouden gerund hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gerund
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gerund
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gerund worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gerund worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gerund
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gerund
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gerund zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gerund zijn
  •