NL.png reviseren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • reviseren

O.t.t. (Present)

  • reviseerde
  • reviseerde
  • reviseerde
  • reviseerde
  • reviseerden
  • reviseerden
  • reviseerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal reviseren
  • zult reviseren
  • zal reviseren
  • zult reviseren
  • zult reviseren
  • zullen reviseren
  • zullen reviseren

O.t.t.t. (Future)

  • had gereviseerd
  • had gereviseerd
  • had gereviseerd
  • had gereviseerd
  • hadden gereviseerd
  • hadden gereviseerd
  • hadden gereviseerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gereviseerd
  • hebt gereviseerd
  • heeft gereviseerd
  • hebt gereviseerd
  • hebben gereviseerd
  • hebben gereviseerd
  • hebben gereviseerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gereviseerd hebben
  • zult gereviseerd hebben
  • zal gereviseerd hebben
  • zult gereviseerd hebben
  • zult gereviseerd hebben
  • zullen gereviseerd hebben
  • zullen gereviseerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gereviseerd hebben
  • zou gereviseerd hebben
  • zou gereviseerd hebben
  • zou gereviseerd hebben
  • zouden gereviseerd hebben
  • zouden gereviseerd hebben
  • zouden gereviseerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gereviseerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gereviseerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gereviseerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gereviseerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gereviseerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gereviseerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gereviseerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gereviseerd zijn
  •