INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- repeteerde
- repeteerde
- repeteerde
- repeteerde
- repeteerden
- repeteerden
- repeteerden
O.v.t. (Past)
- zal repeteren
- zult repeteren
- zal repeteren
- zult repeteren
- zult repeteren
- zullen repeteren
- zullen repeteren
O.t.t.t. (Future)
- had gerepeteerd
- had gerepeteerd
- had gerepeteerd
- had gerepeteerd
- hadden gerepeteerd
- hadden gerepeteerd
- hadden gerepeteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gerepeteerd
- hebt gerepeteerd
- heeft gerepeteerd
- hebt gerepeteerd
- hebben gerepeteerd
- hebben gerepeteerd
- hebben gerepeteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gerepeteerd hebben
- zult gerepeteerd hebben
- zal gerepeteerd hebben
- zult gerepeteerd hebben
- zult gerepeteerd hebben
- zullen gerepeteerd hebben
- zullen gerepeteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gerepeteerd hebben
- zou gerepeteerd hebben
- zou gerepeteerd hebben
- zou gerepeteerd hebben
- zouden gerepeteerd hebben
- zouden gerepeteerd hebben
- zouden gerepeteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gerepeteerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gerepeteerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)